Een landelijke regeling klinkt eenvoudig, maar in de praktijk bleek het een complexe puzzel. Veiligheidsregio’s zijn zelfstandige organisaties, elk met hun eigen bestuur (de gemeenten in die regio). Er is geen centrale werkgever zoals bij politie of defensie. Dat betekent dat je niet zomaar landelijke regels kunt opleggen die overal automatisch gelden.
Daarnaast moest de regeling goed werken voor allerlei verschillende situaties: vaste medewerkers die onder de CAR-UWO vallen, vrijwilligers, zzp’ers en medewerkers met meerdere werkgevers. Vooral voor vrijwilligers en zzp’ers waren aparte afspraken nodig, omdat hun arbeidsrelatie anders is dan die van vaste medewerkers in loondienst.
Ook het inhoudelijke proces vroeg tijd. Juristen, arbeidsdeskundigen, vakbonden en bestuurders moesten het eens worden over wat redelijk en uitvoerbaar is. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van bestaande regelingen van politie en defensie, zodat het wiel niet opnieuw hoefde te worden uitgevonden.

Tot slot was de financiering ook een belangrijk punt. Zonder structureel geld kon de regeling niet van start. Pas na actieve lobby en met steun van de Tweede Kamer, werd er bij het ministerie van Justitie en Veiligheid geld vrijgemaakt.
Met dat geld wordt onder andere het volgende geregeld:
De komende maanden staan in het teken van opbouw en organisatie. Belangrijke stappen zijn:
Omdat de regeling vijf jaar terugwerkende kracht heeft, is de verwachting dat er in het begin veel aanvragen binnenkomen, ook van medewerkers die al langer PTSS hebben. Het landelijke team moet daarop voorbereid zijn.
Het doel is dat op 1 februari 2026 de belangrijkste onderdelen klaar zijn:
Volgens de betrokkenen is het resultaat het lange wachten waard. “We kunnen de ziekte niet wegnemen,” zegt Karin Ton, portefeuillehouder dossier PTSS vanuit de vakraad Bedrijfsvoering, “maar we kunnen wel zorgen dat de weg naar hulp en erkenning veel duidelijker en minder stressvol wordt.”