Passende brandweerzorg bij automatische meldingen

De meldkamer heeft de wettelijke taak om meldingen te ontvangen en te beoordelen. Daarbij is de kwaliteit van een melding essentieel voor een goede brandweerzorg. Hoe meer informatie en betrouwbaarder de melding, des te beter kan de brandweer hulp bieden. Is de melding niet geverifieerd door de interne organisatie, dan zal de brandweer in de toekomst de melding niet meer opvolgen.

Hier lees je de laatste ontwikkelingen op het gebied van opvolging automatische meldingen.

Stappenplan veiligheidsregio’s van OMS naar MoIP

De verwachting is dat per 1 oktober 2021 automatische meldingen via een IP-adres (MoIP), dus internet, kunnen worden aangeboden aan de meldkamer. De implementatie heeft gevolgen voor de meldkamer, maar ook voor brandweerzorg en risicobeheersing. Het advies is om binnen je veiligheidsregio de volgende voorbereidingen te treffen:

  • Meldkamer brandweer: doorloop samen met de aanbieder(s) het testprotocol. Het testprotocol is beschikbaar via het hoofd van de meldkamer.
  • Brandweerzorg: Bij alle ‘complexe’ objecten is het noodzakelijk om extra aandacht te besteden aan de correcte overdracht van informatie bij overstap van OMS naar MoIP. In het testprotocol (bullet 1) staat een tabel waarin wordt toegelicht wat een complex object is en welke extra controle moet plaatsvinden. Het is daarom van belang dat de complexe objecten van te voren in kaart worden gebracht.
  • Risicobeheersing: het is de taak van het bevoegd gezag om toezicht te houden op het meldgedrag en de kwaliteit van de alarmtransmissie. Omdat de data niet meer in GMS worden beheerd, zal het landelijk netwerk Kennis, Informatie, Kwaliteit een protocol opstellen hoe over deze gegevens te beschikken.
  • Communicatie: verwijs op je regiosite naar brandweer.nl: Automatisch melden van brand – Brandweer. Hier wordt de nieuwe wijze van melden beschreven.

Verstrekt de regio OMS-gegevens?

De veiligheidsregio verstrekt geen gegevens over OMS-objecten omdat:

  • Het initiatief voor overstap bij de gebruiker ligt, de regio speelt daar geen rol meer in.
  • De regio geen bronhouder is.
  • Er niet altijd sprake is van een contract tussen de gebruiker en de regio.
  • De gegevens privacygevoelig zijn.

Beoordelen van meldingen

Voor het beheersen van onnodige alarmeringen is het van belang dat de meldkamer automatische meldingen op passende wijze beoordeelt. Geverifieerde meldingen worden beoordeeld als een dringende taak en er wordt onmiddellijk gealarmeerd conform de alarmeringsmatrix. Niet-geverifieerde meldingen worden beoordeeld als geen dringende taak. De meldkamer neemt eerst contact op met de gebruiker om te vragen wat de toedracht is. Op 22 november 2019 heeft de toenmalige Raad van Brandweercommandanten (RBC) opdracht gegeven om uiterlijk 1 oktober 2020 een geharmoniseerd beoordelingsprotocol in te voeren op alle meldkamers om zoveel mogelijk nodeloze prio 1 alarmeringen af te voorkomen. Zoals gebruikelijk kan er voor bijzondere risico-objecten worden afgeweken van het standaard protocol.

Goede melding, goede brandweerzorg

De opvolging van automatische meldingen kent de volgende stappen:

  1. De gebruiker: verifieert de melding, bij voorkeur met techniek.
  2. De aanbieder: stelt een alarmbericht samen, met vermelding van de juiste plaats en toedracht
  3. Dienstencentrum Driebergen (LMS): ontvangt het bericht en zet het klaar in GMS.
  4. Meldkamerfunctie brandweer: beoordeelt de geverifieerde melding als een dringende taak en stuurt direct de juiste eenheden naar de juiste plek met een duidelijke opdracht.

Als de gebruiker het nalaat om te verifiëren, dan beoordeelt de brandweer de melding niet als een dringende taak. Deze afspraken liggen geheel in de lijn van een terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid voor de burger. Regio’s die het beoordelingsprotocol hebben ingevoerd slagen er in om 85% van de onnodige alarmeringen te voorkomen. Daarnaast neemt het aantal onnodige prio-1 ritten flink af.

Berichtenboek

De landelijke meldkamer samenwerking (LMS) heeft een koppeling ingericht waar aanbieders een melding via een IP adres (een zogenoemde MoIP) kunnen overdragen van de gebruiker (voorheen OMS-abonnee) naar de meldkamer. Het bericht is gestructureerd en landt direct in de juiste velden in GMS. Daarvoor is een berichtenboek opgesteld. Het bericht bevat gegevens over onder andere plaats, brandweeringang, contactgegevens, toedracht, betrouwbaarheid (verificatie) en motivatie: reden van doormelding, is deze verplicht of niet.

Dit heeft een aantal gevolgen voor de huidige OMS-gebruikers, veiligheidsregio’s en aanbieders. Dankzij de centrale voorziening is er geen noodzaak meer voor:

  • een concessie tussen veiligheidsregio en aanbieder(s)
  • het beheer van OMS ontvangstapparatuur op meldkamerlocaties
  • regionale aansluitvoorwaarden
  • het beheer van OMS-abonnee gegevens
  • afhandelen van testmeldingen door de meldkamer

Open markt

Gebruikers kunnen zelf een aanbieder kiezen die een dienstverlening biedt die het beste past bij de wijze waarop de gebruiker zijn risico’s wil beheersen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan ondersteuning van de interne organisatie bij verificatie en opvolging van de melding en een naadloze aansluiting van de doormeldeenheid met de brandmeldinstallatie. Bij melding kan dan de exacte locatie worden meegezonden. Meer informatie voor de gebruikers staat op www.brandweer.nl/bmi.

Objectpreparatie

Er zijn circa 17.400 objecten (in 2019) met automatische doormelding, waarvan 98% maar één adres heeft zonder verdere bijzonderheden. Er is geen noodzaak voor de meldkamer om gegevens van deze gebruikers te registreren in GMS. Voor zover er behoefte is om gegevens van objecten te verzamelen, kan het platform GEO4OOV daar in voorzien.

In 1,5% van de gevallen is er sprake van meerdere brandweeringangen. De aanbieders zijn er op gewezen dat ze in de melding de juiste brandweeringang moeten weergeven.

In 0,2% van de gevallen, deze zijn op één hand te tellen in een regio, is er sprake van een bijzonder scenario, zoals een melding van een incident in een tunnel of een incident met gevaarlijke stoffen. Met name deze laatste groep vraagt om maatwerk en mogelijk een aantekening in GMS.

Meldvoorwaarden

Aanbieders vragen een toestemming aan bij de LMS voor het gebruik van de koppeling. Daarnaast zijn zij gehouden aan een berichtenboek waarmee de melding op gestructureerde wijze in GMS landt. Indien de aanbieder niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt de melding afgewezen.

Vanuit Brandweer Nederland lopen er gesprekken met de commissie die de NEN norm voor brandmeldinstallaties herziet. Daar worden afspraken gemaakt over wat precies verstaan mag worden onder een ‘geverifieerde melding’. De aanbieder onderzoekt of er bij de gebruiker sprake is van verificatie en geeft in de melding aan of deze geverifieerd is of niet. Als een aanbieder daar consequent fouten in maakt, houdt hij zich niet aan de afspraken die zijn gemaakt rond het berichtenboek. Dat kan uiteindelijk leiden tot afwijzing van meldingen van deze aanbieder.

Indien er sprake is van een verplichte doormelding zijn er kwaliteitseisen van toepassing op de kwaliteit van de doormelding. Dat volgt uit de betreffende wetgeving. Het CCV geeft het inspectieschema Brandmeldinstallaties uit dat het Wabo bevoegd gezag helpt bij het plegen van toezicht. De projectleider, samen met de betrokken netwerken binnen Brandweer Nederland, is in gesprek met het CCV over aanpassing van de regeling aan de nieuwe inrichting van het automatisch doormelden. Bij MoIP wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. Bij inspectie is het niet meer nodig om de meldkamer te bellen om te vragen of de juiste gegevens zijn aangekomen. Het CCV heeft al daarover een harmonisatie afspraak gepubliceerd.

  • Hoe kan de gebruiker er toe worden aangezet de meldingen te verifiëren?

    De norm voor brandmeldinstallaties staat een beperkt aantal onbedoelde meldingen toe. Als die norm wordt overschreden kan Wabo bevoegd gezag handhaving inzetten. Verder is er geen mogelijkheid om de gebruiker te dwingen tot verbetering van de installatie of om verificatie toe te passen. Echter: Geverifieerde meldingen worden “beloond” met snelle brandweerzorg. De niet-geverifieerde melding wordt beoordeeld door de meldkamer als geen dringende taak. De meldkamer neemt de tijd om contact te zoeken met het object. Op termijn zal de meldkamer niet-geverifieerde meldingen gaan beoordelen als “geen brandweerzorg” en geen actie meer ondernemen op dergelijke meldingen.

  • Hoe kan ik ongewenste meldingen terugdringen als OMS er niet meer is?

    Meldingen worden geregistreerd in GMS. Met rapportages uit GMS kun je de ‘veelplegers’ opsporen. Sommige regio’s hebben daar al systemen voor ingericht, deze blijven gewoon functioneren.

  • Hoe kan ik objectgegevens van OMS abonnees beheren als OMS er niet meer is?

    Gegevens van alle objecten in de regio kunnen beheerd worden via GEO4OOV. De vakgroep GEO kan daarbij ondersteunen.

Meer weten?

Dit is een afbeelding van Michael Bertels Dit is een afbeelding van Michael Bertels
Michael Bertels
m.bertels@vrbn.nl
Was deze informatie nuttig?
Stel een vraag
Sluit stel een vraag box